ECLI:NL:CRVB:2016:5113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- G.M.G. Hink
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bedrijfskrediet op grond van BBZ 2004 wegens niet-levensvatbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 1 september 2012 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand, had op 8 september 2014 een aanvraag ingediend voor een bedrijfskrediet van € 35.000,- op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) om een bedrijf te starten dat zich richt op de export van goederen naar Oekraïne. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het bedrijf niet levensvatbaar werd geacht. Dit oordeel was gebaseerd op een advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat concludeerde dat de appellant geen ervaring had als ondernemer en dat er geen financiële buffer aanwezig was. De appellant heeft het advies van het IMK betwist, maar de Raad oordeelde dat het college zich terecht op dit advies heeft gebaseerd. De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf de situatie ten tijde van het besluit op de aanvraag bepalend is. De Raad kwam tot de conclusie dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het advies van het IMK onzorgvuldig of onjuist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.