ECLI:NL:CRVB:2016:5047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering met betrekking tot schending van de inlichtingenplicht en boeteoplegging
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die sinds 2 januari 2012 recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na beëindiging van de uitkering op 30 april 2012, werd deze heropend op 16 augustus 2012. Appellant heeft op 8 april 2013 werkzaamheden voor uitzendbureau Co-Flex gestart en heeft op 23 mei 2013 melding gemaakt van zijn gedeeltelijke werkhervatting. Echter, hij heeft niet volledig gerapporteerd over zijn werkzaamheden bij [werkgever A]. Het Uwv legde appellant een boete op van € 1.719,70 wegens het niet tijdig en correct doorgeven van zijn werkzaamheden. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar matigde de boete tot € 860,-. Appellant ging in hoger beroep, stellende dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden en dat de boete niet evenredig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden, omdat hij niet alle gewerkte uren had doorgegeven en geen melding had gemaakt van zijn werkzaamheden bij [werkgever A]. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere matiging van de boete. De boete van € 860,- werd als passend en geboden beschouwd.