ECLI:NL:CRVB:2016:5031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassingsvoorwaarden voor persoonsgebonden budget in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn vader en advocaat mr. J.D. Nijenhuis, had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor Friesland B.V. Het Zorgkantoor had het pgb met ingang van 12 september 2013 ingetrokken, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden die aan de verlening van het pgb waren verbonden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, omdat appellant een indicatie had voor minder dan tien uren zorg per week, wat volgens de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) geen recht geeft op een pgb.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij wel recht heeft op een pgb, omdat de uitzondering in artikel 2.6.3a van de Rsa van toepassing zou zijn. Het Zorgkantoor heeft echter ter zitting aangegeven dat de weigeringsgrond dat appellant zich niet aan de verplichtingen van een eerder pgb had gehouden, niet meer werd gehandhaafd, maar dat het pgb terecht was geweigerd op basis van de indicatie.
De Raad heeft geoordeeld dat niet voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2.6.3a van de Rsa, en heeft de intrekking van het pgb bevestigd. De Raad concludeert dat appellant vanaf 12 september 2013 geen recht meer heeft op een pgb, en dat er geen sprake kan zijn van subsidieperioden die elkaar met een onderbreking van niet meer dan zeven kalenderdagen opvolgen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.