ECLI:NL:CRVB:2016:4950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van vermogen in eigen woning en schuld aan moeder
In deze zaak heeft appellant op 24 januari 2014 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de WOZ-waarde van de woning van appellant, die in 2014 € 124.000,- bedroeg, de vermogensvrijlating van € 49.400,- overschreed. Appellant had een hypotheek van € 46.558,- bij BLG Hypotheken en een schuld van € 60.000,- aan zijn moeder, die hij aanvoerde als een op de woning drukkende schuld. Het college stelde echter dat er geen daadwerkelijke terugbetalingsverplichting aan deze schuld verbonden was, waardoor deze niet in mindering kon worden gebracht op het vermogen.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. Tijdens de zitting op 8 november 2016 heeft appellant zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. D.M. Gijzen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door W.A.A. Buttolo. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 december 2016 geoordeeld dat de schuld aan de moeder van appellant niet kan worden aangemerkt als een op de woning drukkende schuld, omdat er geen daadwerkelijke verplichting tot terugbetaling bestaat. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.