ECLI:NL:CRVB:2016:4943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
15/5404 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering op grond van het loopbaanbeleid binnen de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de korpschef van politie. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om bevordering van een ambtenaar binnen de politie, die sinds 16 juli 2010 werkzaam is als generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP). De afwijzing was gebaseerd op het loopbaanbeleid dat vereist dat een medewerker ten minste drie jaar werkervaring heeft als generalist GGP om in aanmerking te komen voor bevordering naar senior GGP. De rechtbank had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de korpschef binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling heeft gehandeld door de werkervaringseis te handhaven. De Raad concludeerde dat er geen reden was om het aantal werkervaringsjaren voor de betrokkene te verkorten, en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het besluit van de korpschef werd bevestigd.

Uitspraak

15/5404 AW, 15/6689 AW
Datum uitspraak: 22 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
8 juli 2015, 15/459 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[naam betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.B. van Doorn hoger beroep ingesteld.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 21 september 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Namens betrokkene heeft mr. H. Yildiz daarop een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Betrokkene is niet verschenen. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Doorn.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is sinds 16 juli 2010 aangesteld bij de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland, thans de Eenheid Amsterdam, laatstelijk in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP).
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP naar senior GGP is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
Voorts is in het loopbaanbeleid vermeld dat aan de bevordering naar een hogere functie voorwaarden zijn verbonden, waaronder werkervaring en beoordeling. Het aantal werkervaringsjaren is een landelijke afspraak en is op drie jaar gesteld. Bij excellent presterende medewerkers kan het bevoegd gezag besluiten om het aantal werkervaringsjaren te verkorten. Voor de stap van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) geldt de landelijke afspraak over het aantal werkervaringsjaren niet. In dat geval is in het loopbaanbeleid onder meer opgenomen dat het bevoegd gezag bepaalt aan de hand van onder meer relevante werkervaring en vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP, of de medewerker geplaatst kan worden als senior GGP. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld.
1.4.
Nadat binnen de Eenheid Amsterdam aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van relevante werkervaring. Deze en andere afspraken zijn vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument) dat vervolgens bij brief van dezelfde datum binnen de Eenheid Amsterdam
bekend is gemaakt. Het beleidsdocument luidt, voor zover van belang, als volgt: “Generalisten GGP (hoofdagenten) in de eenheid Amsterdam moeten op 31-12-2012 tenminste drie jaar werkervaring hebben als generalist schaal 7 in de GGP”.
1.5.
Betrokkene heeft op 28 januari 2014 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Bij besluit van 19 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
15 december 2014 (bestreden besluit), heeft appellant dit verzoek afgewezen op de grond dat betrokkene op 31 december 2012 niet beschikte over ten minste drie jaar werkervaring als generalist GGP.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Daartoe is overwogen dat de rechtbank het niet voorshands onredelijk acht dat de korpschef voor de invulling van het begrip ‘relevante werkervaring’ bij de bevordering tot senior GGP drie jaar als uitgangspunt neemt, maar dat daarbij wel uitdrukkelijk beoordeeld moet worden of er, gegeven de specifieke werkervaring van de aanvrager, aanleiding is om tot een andere, in het geval van betrokkene kortere, periode te komen. Nu de korpschef dat niet heeft gedaan kan het bestreden besluit volgens de rechtbank niet in stand blijven.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat het beleid van de Eenheid Amsterdam niet voorziet in een afwijkingsmogelijkheid en de circulaire hier ook niet toe verplicht, zodat terecht niet is afgeweken van de eis van drie jaar werkervaring. Om goed te kunnen functioneren op het niveau van eerste leidinggevende is een bepaalde mate van werkervaring nodig. De circulaire verzet zich niet tegen een termijn van drie jaar of meer. In eerste aanleg is onderbouwd waarom geen sprake is van excellent presteren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Eenheid Amsterdam heeft het begrip ‘relevante werkervaring’ nader ingevuld als drie jaar werkervaring op niveau 4. De daarvoor door appellant gegeven onderbouwing is dat deze eenheid niet of nauwelijks medewerkers op niveau 3 heeft aangenomen, wat tot gevolg heeft dat kandidaten voor bevordering naar de functie van senior GGP slechts dan over relevante werkervaring beschikken indien zij na hun opleiding drie jaar werkervaring als generalist hebben opgedaan. Verkorting van die termijn brengt naar professionele inschatting en ervaring met zich dat de veiligheid van zowel collega’s als publieke omgeving niet in voldoende mate als geborgd kan worden beschouwd.
4.2.
Onder verwijzing naar de uitspraak van 7 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2541) is de Raad van oordeel dat appellant de bevoegdheid toekomt een nadere invulling te geven aan het begrip ‘relevante werkervaring’ en dat appellant met de hiervoor genoemde invulling binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Er was geen reden het aantal werkervaringsjaren in het geval van betrokkene te verkorten. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek om bevordering in rechte standhoudt.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond
verklaren. Met de vernietiging van de aangevallen uitspraak komt de grondslag aan het nadere besluit te ontvallen. De Raad zal daarom dat besluit vernietigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 15 december 2014 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 21 september 2015.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J. Smolders

HD