ECLI:NL:CRVB:2016:2541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15/5360 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek bevordering op grond van loopbaanbeleid wegens onvoldoende werkervaring als generalist GGP

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een ambtenaar bij de politie, had verzocht om bevordering op basis van het loopbaanbeleid, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de vereiste van ten minste drie jaar werkervaring als generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) op 31 december 2012. De korpschef had dit besluit genomen op basis van het beleidsdocument dat de voorwaarden voor bevordering vastlegde. De appellant had zijn verzoek om bevordering ingediend op 22 augustus 2012, maar de korpschef handhaafde de afwijzing in een besluit van 19 maart 2014, dat later werd bevestigd op 15 december 2014.

De Raad overwoog dat de korpschef binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling was gebleven door de vereiste werkervaring te hanteren. De appellant betoogde dat de korpschef een onredelijke invulling had gegeven aan het begrip 'relevante werkervaring', maar de Raad oordeelde dat de korpschef dit begrip correct had geïnterpreteerd. De appellant had ook aangevoerd dat zijn leidinggevende had aangegeven dat hij over de verwachte geschiktheid beschikte, maar de Raad stelde vast dat deze geschiktheid een zelfstandig vereiste voor bevordering is.

De Raad concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om bevordering in rechte standhoudt, omdat de appellant niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/5360 AW
Datum uitspraak: 7 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
22 juni 2015, 15/437 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Yildiz hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Yildiz. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.B. van Doorn.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 28 januari 2011 aangesteld in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) bij de voormalige politieregio [naam regio], thans de Eenheid [naam].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of functie. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers van de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP naar senior GGP is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.
1.3.
Voorts is in het loopbaanbeleid vermeld dat aan de doorstroom naar een hogere functie voorwaarden zijn verbonden, waaronder werkervaring en beoordeling. Het aantal werkervaringsjaren is een landelijke afspraak en is op drie jaar gesteld. Bij excellent presterende medewerkers kan het bevoegd gezag besluiten om het aantal werkervaringsjaren te verkorten. Voor de stap van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) geldt de landelijke afspraak over het aantal werkervaringsjaren niet. In dat geval is in het loopbaanbeleid onder meer opgenomen dat het bevoegd gezag bepaalt aan de hand van onder meer relevante werkervaring en vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP, of de medewerker geplaatst kan worden als senior GGP. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld.
1.4.
Nadat binnen de Eenheid [naam] aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van relevante werkervaring. Deze en andere afspraken zijn vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument) dat vervolgens bij brief van dezelfde datum binnen de Eenheid [naam] bekend is gemaakt. Het beleidsdocument luidt, voor zover van belang, als volgt: “Generalisten GGP (hoofdagenten) in de eenheid [naam] moeten op 31-12-2012 tenminste drie jaar werkervaring hebben als generalist schaal 7 in de GGP”.
1.5.
Het functioneren van appellant in de periode van april 2011 tot en met april 2012 is beoordeeld als boven de norm. Appellant heeft op 22 augustus 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid.
1.6.
Bij besluit van 19 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 december 2014 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek van appellant om bevordering afgewezen op de grond dat hij op 31 december 2012 niet voldeed aan het in het beleidsdocument opgenomen vereiste van ten minste drie jaar werkervaring als generalist GGP.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het betoog van appellant dat de korpschef aan het in het loopbaanbeleid als voorwaarde voor bevordering opgenomen begrip ‘relevante werkervaring’ een onredelijke invulling heeft gegeven, slaagt niet. Zoals weergegeven onder 1.3, volgt uit het loopbaanbeleid dat het bevoegd gezag onder meer aan de hand van relevante werkervaring bepaalt of de medewerker bevorderd kan worden naar de functie van senior GGP. Een concreet aantal jaren werkervaring is hier, anders dan bijvoorbeeld bij de bevordering van medewerker GGP naar generalist GGP, niet vermeld. De Eenheid [naam] heeft het begrip ‘relevante werkervaring’ nader ingevuld als drie jaar werkervaring op niveau 4. De daarvoor door de korpschef gegeven onderbouwing is dat deze eenheid niet of nauwelijks medewerkers op niveau 3 heeft aangenomen, wat tot gevolg heeft dat kandidaten voor doorstroming naar de functie van senior GGP slechts dan over relevante werkervaring beschikken indien zij na hun opleiding drie jaar werkervaring als generalist hebben opgedaan. Verkorting van die termijn brengt naar professionele inschatting en ervaring met zich dat de veiligheid van zowel collega’s als publieke omgeving niet in voldoende mate als geborgd kan worden beschouwd. Met deze invulling is de korpschef naar het oordeel van de Raad binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling gebleven. Verwezen wordt naar de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551 en ECLI:NL:CRVB:2015:2552) en de uitspraak van
24 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3226) die zien op de invulling door de korpschef van de begrippen ‘beoordeling boven de norm’ respectievelijk ‘verwachte geschiktheid’.
4.2.
Dat appellant volgens zijn leidinggevende wel over de verwachte geschiktheid beschikt, zoals appellant heeft betoogd, maakt dit niet anders. De verwachte geschiktheid is naast de relevante werkervaring een zelfstandig vereiste voor bevordering.
4.3.
Appellant heeft voorts betoogd dat de korpschef het aantal werkervaringsjaren in zijn geval had moeten verkorten en heeft daarbij gewezen op het loopbaanbeleid dat deze mogelijkheid biedt bij excellent presteren. Dit betoog slaagt niet. In het loopbaanbeleid is immers de mogelijkheid van verkorting van het vereiste aantal werkervaringsjaren bij excellent presteren niet opgenomen voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8). De korpschef heeft voorts ter zitting nog toegelicht dat bij de Eenheid [naam] geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot verkorting van het aantal werkervaringsjaren vanwege excellent presteren.
4.4.
Nu niet in geschil is dat appellant op 31 december 2012 niet beschikte over drie jaar werkervaring als generalist GGP, houdt de afwijzing van het verzoek om bevordering in rechte stand.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en H.C.P. Venema en M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) M.S. Spek

HD