ECLI:NL:CRVB:2016:4925
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en termijnindiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 27 augustus 2014 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/729. De Raad had eerder, op 4 maart 2016, het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, wat ter zitting op 22 november 2016 is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de partijen, waaronder de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), niet verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht inderdaad niet was betaald en dat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De uiterste datum voor indiening was 8 oktober 2014, terwijl het hogerberoepschrift gedateerd was op 27 april 2015 en pas op 6 mei 2015 was ontvangen. Appellante heeft in haar verzetschrift gesteld dat zij het griffierecht had betaald en dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend, maar heeft deze stellingen niet met bewijsstukken onderbouwd.
De Raad oordeelt dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel over haar verzuim. De enkele verklaring van appellante dat het hogerberoepschrift binnen de termijn was ingediend, is niet voldoende om aan te tonen dat zij niet in verzuim was. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier N. Talhaoui.