ECLI:NL:CRVB:2017:3539

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
17/1928 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake griffierecht en hoger beroep

In deze zaak heeft verzoekster verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2016, waarin haar verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond werd verklaard. De aanleiding voor het verzoek om herziening was dat verzoekster stelde dat zij het griffierecht tijdig had betaald en dat haar hoger beroep tijdig was ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat verzoekster geen bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat het verzoek om herziening niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geoordeeld dat het verzoek om herziening niet is bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. Aangezien verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen, heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.

Uitspraak

17/1928 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 20 december 2016, 15/3054 ANW-V
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van
20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4925.
De Svb heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een inhoudelijke reactie te geven op het verzoek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2017. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij uitspraak van 27 augustus 2014, 14/729, heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van verzoekster tegen een beslissing op bezwaar van 7 januari 2014 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 4 maart 2016 heeft de Raad het hoger beroep van verzoekster tegen deze uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij het verschuldigde griffierecht niet binnen de termijn heeft betaald en omdat het hoger beroep buiten de beroepstermijn is ingesteld. De uitspraak van 4 maart 2016 is gedaan onder toepassing van artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3.
Bij uitspraak van 20 december 2016, de uitspraak waarvan herziening is verzocht, heeft de Raad het verzet van verzoekster ongegrond verklaard. Deze uitspraak berust op het oordeel dat verzoekster in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Verzoekster heeft haar stelling dat zij het griffierecht heeft betaald niet met stukken onderbouwd. Voorts heeft de Raad geen grond gezien voor het oordeel dat verzoekster niet kan worden verweten dat het hoger beroepschrift niet binnen de gestelde termijn is ingediend.
2. Verzoekster heeft in haar verzoek herhaald dat zij het griffierecht heeft betaald en dat het hoger beroepschrift tijdig is ingediend. Ze heeft de Raad verzocht haar aanspraak opnieuw te beoordelen.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig feit of enige omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2017.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) H. Achtot

AB