ECLI:NL:CRVB:2016:4914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht buiten behandeling gelaten bijstandsaanvraag op grond van artikel 4:5 Awb
In deze zaak heeft appellante op 24 februari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Na een uitnodiging voor een werk-intakegesprek op 7 maart 2014, dat op verzoek van appellante werd geannuleerd, heeft een klantmanager op 11 maart 2014 geprobeerd een nieuwe afspraak te maken voor een intakegesprek op 12 maart 2014. Dit gesprek heeft echter niet plaatsgevonden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vervolgens op 12 maart 2014 de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellante de afspraak niet was nagekomen en niet de gevraagde gegevens had overgelegd. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 15 april 2014.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 december 2016 geoordeeld dat het college appellante niet in de gelegenheid heeft gesteld om haar aanvraag aan te vullen, zoals vereist door artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat er geen concrete afspraak was gemaakt voor het intakegesprek op 12 maart 2014, en dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante op de hoogte was van deze afspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 april 2014 vernietigd. Het college is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college in de proceskosten van appellante is veroordeeld tot een bedrag van € 1.984,-. Tevens is bepaald dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.