ECLI:NL:CRVB:2016:4914

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
14/5789 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht buiten behandeling gelaten bijstandsaanvraag op grond van artikel 4:5 Awb

In deze zaak heeft appellante op 24 februari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Na een uitnodiging voor een werk-intakegesprek op 7 maart 2014, dat op verzoek van appellante werd geannuleerd, heeft een klantmanager op 11 maart 2014 geprobeerd een nieuwe afspraak te maken voor een intakegesprek op 12 maart 2014. Dit gesprek heeft echter niet plaatsgevonden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vervolgens op 12 maart 2014 de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellante de afspraak niet was nagekomen en niet de gevraagde gegevens had overgelegd. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 15 april 2014.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 december 2016 geoordeeld dat het college appellante niet in de gelegenheid heeft gesteld om haar aanvraag aan te vullen, zoals vereist door artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat er geen concrete afspraak was gemaakt voor het intakegesprek op 12 maart 2014, en dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante op de hoogte was van deze afspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 april 2014 vernietigd. Het college is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college in de proceskosten van appellante is veroordeeld tot een bedrag van € 1.984,-. Tevens is bepaald dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

14/5789 WWB
Datum uitspraak: 20 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 september 2014, 14/2278 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.J. van Gijssel, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/5792 WWB en 14/5793 WWB, plaatsgevonden op 8 november 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door
mr. Van Gijssel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.A. Brouwer. In de zaken 14/5792 WWB en 14/5793 WWB is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 24 februari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij brief van 4 maart 2014 is appellante uitgenodigd voor een werk-intakegesprek op 7 maart 2014 met het verzoek nader genoemde gegevens mee te nemen. Dit gesprek is op verzoek van appellante geannuleerd. Op 11 maart 2014 heeft een klantmanager appellante gebeld om een afspraak te maken voor een werk-intakegesprek op
12 maart 2014. Dit intakegesprek heeft niet plaatsgevonden.
1.2.
Bij besluit van 12 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 april 2014 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante buiten behandeling gesteld op de grond dat appellante de afspraak op 12 maart 2014 niet is nagekomen en ook niet de gevraagde gegevens heeft overgelegd, zodat zij een goede beoordeling van de aanvraag niet mogelijk heeft gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
4.2.1.
Appellante heeft aangevoerd dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen. Zij betwist dat in het telefoongesprek van 11 maart 2014 met haar is afgesproken dat zij op 12 maart 2014, met medeneming van bepaalde gegevens, op gesprek zou komen bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam. Deze beroepsgrond slaagt.
4.2.2.
In de notitie van het telefoongesprek op 11 maart 2014 staat vermeld dat de klantmanager appellante die dag heeft gebeld om een afspraak te maken voor een werk-intakegesprek op 12 maart 2014. Deze notitie is echter afgesloten met de opmerking dat het niet lukt om een werk-intakegesprek met appellante te plannen. Uit deze notitie blijkt niet dat met appellante een concrete afspraak is gemaakt voor een werk-intakegesprek op 12 maart 2014 of dat zij hiervoor is opgeroepen. Uit de bewoordingen van die notitie valt dit ook indirect niet af te leiden. Ook uit de overigens door het college in het geding gebrachte stukken is onvoldoende steun te vinden voor de stelling van het college dat de bedoelde afspraak daadwerkelijk is gemaakt. Dat het college er niet voor gekozen heeft om een afspraak of oproep voor een intakegesprek op 12 maart 2014 schriftelijk te bevestigen, zodat het in bewijsnood is komen te verkeren, komt voor zijn rekening en risico.
4.3.
Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het college appellante niet in de gelegenheid heeft gesteld om de aanvraag aan te vullen.
4.4.
De rechtbank heeft wat in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen niet onderkend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dit besluit vernietigen. Voorts zal het college worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college te nemen nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
6. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 992,- in beroep en op € 992,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 1.984,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 15 april 2014;
- draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van
deze uitspraak;
- bepaalt dat tegen het door het college te nemen nieuw besluit op bezwaar slechts bij de
Raad beroep kan worden ingesteld;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.984,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 167,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink als voorzitter en F. Hoogendijk en
J.H.M. van de Ven, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) J.M.M. van Dalen

HD