ECLI:NL:CRVB:2016:491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- W.F. Claessens
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlaging wegens onvoldoende besef van verantwoordelijkheid na erfenis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met 50% is verlaagd. Appellante ontving tot 21 oktober 2012 een uitkering op basis van de Ziektewet en heeft in augustus 2012 een erfenis van € 29.765,77 ontvangen. Dit bedrag heeft zij onder andere besteed aan het aflossen van schulden en het opknappen van haar huis. Op 16 januari 2013 heeft appellante bijstand aangevraagd, maar het college heeft vastgesteld dat zij te veel had ingeteerd op haar erfenis, wat leidde tot de verlaging van haar bijstandsuitkering.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen waren om van de verlaging af te zien, onder andere vanwege dreigende betalingsachterstanden en een mogelijke woninguitzetting. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van de verlaging af te zien. De Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens is het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding bestond.