Uitspraak
9 oktober 2015, 15/1069 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, ingediend door een vreemdeling die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag om opvang werd afgewezen op 25 augustus 2014, en het bezwaar hiertegen werd op 29 januari 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de betrokkene recht had op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 november 2015, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, wat als een voldoende voorziening wordt beschouwd. De Raad oordeelt dat de betrokkene niet kan aanvoeren dat hij niet is toegelaten tot de VBL, aangezien hiertegen beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.