ECLI:NL:CRVB:2016:4906

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
15/7673 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had in eerste instantie een aanvraag ingediend die door het college op 3 oktober 2014 werd afgewezen. Dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit van 2 juli 2015 bevestigd, waarop de betrokkene in beroep ging.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij het college werd verplicht om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) belicht. De Raad oordeelde dat de VBL een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Raad, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, wat als een voldoende voorziening wordt beschouwd.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college slaagde, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de juridische positie van vreemdelingen in het kader van maatschappelijke opvang en de toepassing van de Wmo.

Uitspraak

15/7673 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 november 2015, 15/4668 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
[betrokkene] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/7319, 15/7320, 15/7517, 15/7321, 15/7503, 15/7322, 15/7323, 15/7324, 15/7327, 15/7328, 15/7339, 15/7512, 15/7465, 15/7524, 15/7467, 15/7594, 15/7471, 15/7507, 15/7493, 15/7501, 15/7504, 15/7511, 15/7505, 15/7519, 15/7521, 15/7522, 15/7526, 15/7527, 15/7528, 15/7529, 15/7571, 15/7575, 15/7576, 15/7577, 15/7578, 15/7580, 15/7673, 15/7674, 15/7785, 15/7331, 15/7337, 15/7475 en 15/7574 heeft gevoegd plaatsgehad op 7 september 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Het college heeft de aanvraag van betrokkene aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van
3 oktober 2014 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 2 juli 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 3 oktober 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 3 oktober 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de bed-bad-broodvoorziening.
3. Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803, heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.2.
De Raad is, onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 5.7 en 5.8 van de onder 4.1 genoemde uitspraak van 26 november 2015, van oordeel dat betrokkene van de mogelijkheid tot opvang in een VBL op de hoogte had kunnen zijn. Onder deze omstandigheden kan betrokkene dan ook niet worden gevolgd in zijn grond dat met een verwijzing naar de VBL niet kon worden volstaan.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Aan een beoordeling van de andere gronden wordt niet toegekomen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB