Uitspraak
16 oktober 2015, 15/619 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor opvang, maar deze was afgewezen. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. De Raad oordeelde dat de betrokkene zich weliswaar had gemeld bij de VBL, maar niet was toegelaten, en dat hiertegen beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter. De Raad concludeerde dat de voorwaarden die aan de opvang in de VBL zijn verbonden, niet onrechtmatig zijn en dat de beoordeling van deze voorwaarden voorbehouden is aan de staatssecretaris en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van de betrokkene ongegrond werd verklaard.