ECLI:NL:CRVB:2016:4900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en had zijn aanvraag om opvang ingediend, die door het college op 27 oktober 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 3 februari 2015.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond, vernietigde het besluit van het college en bepaalde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Zowel het college als betrokkene gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad concludeert dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden aan vreemdelingen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.