Uitspraak
13 oktober 2015, 15/1062 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2015. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had een aanvraag ingediend die door het college op 12 september 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 29 januari 2015.
De rechtbank Amsterdam oordeelde in de aangevallen uitspraak dat het college ten onrechte de aanvraag had afgewezen en bepaalde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat opvang in een VBL als voldoende wordt beschouwd en dat vreemdelingen hier gebruik van kunnen maken.
De Raad oordeelt dat de voorwaarde van medewerking aan vertrek, die aan de opvang in de VBL is verbonden, niet onrechtmatig is en doet geen afbreuk aan de beschikbaarheid van de VBL. De beoordeling van de rechtmatigheid van deze voorwaarde ligt bij de staatssecretaris en uiteindelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt, vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.