ECLI:NL:CRVB:2016:4898

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
15/7527 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag van betrokkene, een vreemdeling, om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college verplicht om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft zich gebaseerd op eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. Hierdoor is de opvang in een VBL een voorziening die de verplichting tot Wmo-opvang wegneemt.

De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, behalve voor het deel dat betrekking heeft op de dwangsom wegens niet tijdig beslissen op de aanvraag. Dit deel van de uitspraak werd bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7527 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 oktober 2015, 15/963 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
[betrokkene] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/7319, 15/7320, 15/7517, 15/7321, 15/7503, 15/7322, 15/7323, 15/7324, 15/7327, 15/7328, 15/7339, 15/7512, 15/7465, 15/7524, 15/7467, 15/7594, 15/7471, 15/7507, 15/7493, 15/7501, 15/7504, 15/7511, 15/7505, 15/7519, 15/7521, 15/7522, 15/7526, 15/7527, 15/7528, 15/7529, 15/7571, 15/7575, 15/7576, 15/7577, 15/7578, 15/7580, 15/7673, 15/7674, 15/7785, 15/7331, 15/7337, 15/7475 en 15/7574 heeft gevoegd plaatsgehad op 7 september 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Het college heeft de aanvraag van betrokkene aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van 22 september 2014 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 29 januari 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 22 september 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 22 september 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de bed-bad-broodvoorziening. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar een dwangsom verschuldigd is van € 640,-.
3. Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803, heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van het college slaagt. Aan een beoordeling van de andere gronden wordt niet toegekomen.
4.3.
Nu de aangevallen uitspraak niet is aangevochten voor zover deze betrekking heeft op de dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag, moet worden geoordeeld dat de rechtbank het beroep terecht gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit terecht heeft vernietigd voor zover het college heeft geweigerd een dwangsom toe te kennen. De aangevallen uitspraak wordt daarom in zoverre en voor zover daarin een dwangsom is vastgesteld en bepalingen zijn opgenomen over de proceskosten in beroep en het griffierecht bevestigd. Voor het overige wordt de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep ongegrond verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak op de wijze als vermeld onder 4.3;
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor het overige en verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB