Uitspraak
13 oktober 2015, 15/963 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag van betrokkene, een vreemdeling, om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college verplicht om maatschappelijke opvang te bieden. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft zich gebaseerd op eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. Hierdoor is de opvang in een VBL een voorziening die de verplichting tot Wmo-opvang wegneemt.
De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, behalve voor het deel dat betrekking heeft op de dwangsom wegens niet tijdig beslissen op de aanvraag. Dit deel van de uitspraak werd bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.