Uitspraak
13 oktober 2015, 15/697 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag van betrokkene voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De Raad heeft overwogen dat een vreemdeling, zoals betrokkene, gebruik kan maken van opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL). De Raad concludeert dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang, en dat deze voorziening de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft de beroepsgrond van het college dat de VBL een voorliggende voorziening is, gegrond verklaard.
Betrokkene had aangevoerd dat de voorwaarde van medewerking aan vertrek, die aan de opvang in de VBL is verbonden, onrechtmatig is in zijn bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelt echter dat deze voorwaarde niet afdoet aan de feitelijke beschikbaarheid van de VBL. De beoordeling van de rechtmatigheid van deze voorwaarde is voorbehouden aan de staatssecretaris en uiteindelijk aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.