Uitspraak
9 oktober 2015, 15/1764 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De betrokkene, een vreemdeling die geen aanspraak had op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend die door het college op 3 november 2014 werd afgewezen. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 26 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3803) overwogen dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening is, waardoor de noodzaak voor opvang op grond van de Wmo vervalt. De betrokkene stelde dat de voorwaarde van medewerking aan vertrek in zijn bijzondere omstandigheden onrechtmatig was, maar de Raad oordeelde dat deze voorwaarde niet afdoet aan de feitelijke beschikbaarheid van de VBL.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep van het college slaagde, de aangevallen uitspraak vernietigd werd en het beroep ongegrond werd verklaard. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.