ECLI:NL:CRVB:2016:4888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het college had de aanvraag van betrokkene als een aanvraag om opvang onder de Wmo aangemerkt en deze afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de beroepsgrond van het college, dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. De Raad heeft eerder in een uitspraak van 26 november 2015 overwogen dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende kan worden aangemerkt. Hierdoor is de opvang in een VBL een voorziening die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.