ECLI:NL:CRVB:2016:4885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling die geen aanspraak kon maken op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend die door het college op 8 augustus 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 12 maart 2015.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 9 oktober 2015 het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft geconcludeerd dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden aan vreemdelingen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.