ECLI:NL:CRVB:2016:4884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot de Vrijheidsbeperkende Locatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De aanvraag werd afgewezen op 29 augustus 2014, en het bezwaar daartegen werd op 19 december 2014 ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de betrokkene recht had op maatschappelijke opvang, maar het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad overweegt dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad oordeelt dat het niet toelaten van de betrokkene tot de VBL niet leidt tot een ander oordeel, aangezien er mogelijkheden zijn om tegen deze beslissing beroep aan te tekenen bij de vreemdelingenrechter.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.