Uitspraak
9 oktober 2015, 15/1222 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en had zijn aanvraag om opvang ingediend, die door het college op 15 september 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene ongegrond in een besluit van 16 februari 2015.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond en herstelde zijn recht op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 november 2015, waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, wat als een voldoende voorziening wordt beschouwd.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep van het college slaagt en vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om maatschappelijke opvang door het college in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.