ECLI:NL:CRVB:2016:4866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na ingetrokken maatregelbesluiten met betrekking tot sociale zekerheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Ö. Kibaroglu-Batur, had een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, nadat eerder opgelegde maatregelen waren ingetrokken. De appellant stelde schade te hebben geleden door deze maatregelen, waaronder een betalingsachterstand bij zijn zorgverzekeraar en het verlies van zijn woning en inboedel.
Het college had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, wat door de rechtbank in de eerdere uitspraak werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, hoewel de ingetrokken besluiten mogelijk onrechtmatig waren, er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen deze besluiten en de door de appellant geleden schade. De Raad benadrukte dat voor een veroordeling tot schadevergoeding vereist is dat de schade verband houdt met het onrechtmatige besluit en dat alleen schadeposten die in een zodanig verband staan met dat besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde, omdat hij niet in staat was om het causaal verband aan te tonen. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.