Uitspraak
OVERWEGINGEN
- dat appellant in augustus 2010 bij een schouw op de afdeling wordt gezien als iemand die zorgt voor onrust op de afdeling, zowel bij zijn collega’s als bij gedetineerden en dat hij daarop niet aanspreekbaar is;
- dat appellant negatief dominant aanwezig is op de afdeling, een verkeerde uitstraling en houding heeft en volledig uit de pas loopt;
- dat beide afdelingshoofden in dit gesprek te kennen geven klachten van personeelsleden te hebben ontvangen over het gedrag en verdere functioneren van appellant;
- wat sensitiviteit betreft, dat appellant zich onvoldoende bewust toont van andere medewerkers en gedetineerden alsmede de eigen invloed daarop;
- wat samenwerking betreft, dat appellant enerzijds en zijn collega’s en leidinggevenden anderzijds een sterk uiteenlopend beeld daarvan hebben, dat het gedrag van appellant niet goed is en dat een aantal collega’s het vertrouwen in appellant heeft opgezegd;
- wat professionele integriteit betreft, dat appellant grof is in zijn bewoordingen op momenten dat dit geen enkele functie heeft, dat hij regelmatig aanvaringen met collega’s en gedetineerden heeft en dat zijn wijze van communicatie in woord en gebaar als zeer negatief wordt ervaren.
- wat sensitiviteit betreft, dat appellant onvoldoende in staat is om zijn eigen handelen te reflecteren, daardoor onvoldoende zicht heeft op wat zijn handelen mogelijk bij anderen teweegbrengt en door zijn handelen een aantal keren onnodig conflictsituaties heeft laten ontstaan;
- wat samenwerken betreft, dat appellant onvoldoende in staat is om met collega’s misverstanden op te lossen, dat hij ondanks gezamenlijk te dragen verantwoordelijkheid die verantwoordelijkheid vaak bij collega’s neerlegt, dat hij zelf onvoldoende oplossingen creëert en dat zijn zienswijze en die van zijn collega’s en leidinggevenden op hun samenwerking sterk uiteenloopt;
- wat professionele integriteit betreft, dat appellant onvoldoende algemeen aanvaarde sociaal ethische organisatienormen handhaaft, dat er voorbeelden zijn dat hij primair reageert en daarbij grove taal gebruikt en dat zijn wijze van handelen regelmatig onprofessioneel en escalerend is.
- wat sensitiviteit betreft, dat appellant onvoldoende in staat is zijn eigen handelen te reflecteren, daardoor onvoldoende zicht heeft op wat zijn handelen mogelijk bij anderen teweegbrengt en dat er zo een aantal incidenten is geweest met collega’s;
- wat samenwerken betreft, dat appellant voldoende verbetering toont en voldoende in staat is om met zijn teamleden tot een gezamenlijk resultaat te komen;
- wat professionele integriteit betreft, dat appellant voldoende algemeen gangbare ethische, sociale organisatienormen hanteert, maar dat in de communicatie nog een uitdaging ligt en dat appellant zich makkelijk ongenuanceerd uitlaat als hij het met zaken niet eens is.