ECLI:NL:CRVB:2016:4821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake functiewaardering en functieonderhoud binnen de politie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten tegen de korpschef van politie, betreffende de functiewaardering en functieonderhoud binnen het Landelijk functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 december 2016 uitspraak gedaan in deze kwestie. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. H. Oosting, hebben bezwaar gemaakt tegen de waardering van hun functie, die door de korpschef was vastgesteld op het niveau van Groepschef A. De appellanten stelden dat hun functie voldeed aan de referentiefunctie Groepschef B, wat een hogere waardering zou betekenen.
De Raad heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de functie van appellanten, zoals omschreven in het samenstel van werkzaamheden, niet voldoet aan de vereisten van de referentiefunctie Groepschef B. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef voldoende gemotiveerd heeft afgeweken van het advies van de Commissie van Advies bezwaren functiewaardering Politie (CABF) en dat de waardering op het niveau van Groepschef A niet onhoudbaar is. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, en deze uitspraak is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechterlijke toetsing bij functiewaardering en de noodzaak dat de waardering op voldoende gronden berust. De Raad heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheden van de appellanten niet overeenkomen met die van de referentiefunctie Groepschef B, en dat de korpschef terecht heeft besloten tot de waardering op het niveau van Groepschef A. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.