Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer het verzoek om verlenging van een tijdelijk dienstverband en het verlenen van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging heeft afgewezen. Appellante was sinds 17 februari 2014 tijdelijk aangesteld, maar na een aantal negatieve functioneringsgesprekken en een verstoorde arbeidsrelatie met haar clustermanager, heeft het college besloten haar tijdelijke aanstelling niet te verlengen en haar buitengewoon verlof te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het verlenen van buitengewoon verlof en het niet voortzetten van het dienstverband. De Raad bevestigt dat er voldoende aanwijzingen waren dat appellante niet voldeed aan de in redelijkheid te stellen eisen en verwachtingen, en dat de verstoorde arbeidsrelatie een belangrijke rol speelde in de beslissing van het college. De Raad concludeert dat er geen sprake was van een diffamerende schorsing en dat het college in het belang van de dienst en de organisatie heeft gehandeld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.