ECLI:NL:CRVB:2016:4816

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
16/3375 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstand op basis van niet-gemelde inkomsten en psychisch leed

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarbij de herziening en terugvordering van bijstand door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand aan de orde is. Appellanten, die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van € 7.617,76 over de periode van 1 februari 2012 tot en met 28 februari 2014, die is ingesteld vanwege niet-gemelde inkomsten uit arbeid. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.

Appellanten hebben aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, met name vanwege psychisch leed dat is ontstaan door de lange duur van het onderzoek door het dagelijks bestuur en de gevolgen van een anonieme tip. De behandelend huisarts, M. Bongers, heeft verklaringen afgelegd over de psychische klachten van appellanten, die zijn verergerd door de situatie. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun psychische klachten zijn ontstaan of verergerd door de terugvordering. De Raad heeft vastgesteld dat de WWB het toetsingskader blijft, ondanks de intrekking van de wet per 1 januari 2015, omdat het bezwaar vóór deze datum is ingediend.

De Raad concludeert dat de aangevoerde redenen niet voldoende zijn om van terugvordering af te zien en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is genomen door W.F. Claessens, met C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2016.

Uitspraak

16/3375 WWB
Datum uitspraak: 13 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
7 april 2016, 15/3466 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. P. Bosma, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend. Het dagelijks bestuur heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2016. Namens appellanten is mr. Bosma verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G.J. van Bussel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen bijstand, ten tijde in geding op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Bij besluit van 1 oktober 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 december 2014, heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellanten over de periode van 1 februari 2012 tot en met 28 februari 2014 herzien in verband met inkomsten uit arbeid. Appellanten hebben tegen het besluit van 18 december 2014 geen beroep ingesteld, zodat de herziening van de bijstand over genoemde periode in rechte is komen vast te staan.
1.3.
Bij besluit van 25 november 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 mei 2015 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de over de periode van 1 februari 2012 tot en met 28 februari 2014 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 7.617,76 van appellanten teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben aangevoerd dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Appellanten wijzen er in dit verband op dat bij hen sprake is van een forse toename van klachten en van ernstig psychisch lijden, waarbij de situatie is verslechterd als gevolg van een anonieme tip op basis waarvan het dagelijks bestuur een onderzoek heeft gestart en dit onderzoek een zeer lange tijd heeft geduurd alvorens een beslissing is genomen. Appellanten hebben hierbij verwezen naar verklaringen van 15 juli 2015 en 26 mei 2016 van M. Bongers (B), de behandelend huisarts van appellanten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met ingang van 1 januari 2015 is de WWB ingetrokken en vervangen door de Participatiewet (PW). Op grond van het in artikel 78z, vierde lid, van de PW opgenomen overgangsrecht is in dit geval de WWB het toetsingskader, omdat het bezwaar- of beroepschrift vóór of op 1 januari 2015 is ingediend tegen een door het bestuursorgaan op grond van de WWB genomen besluit.
4.2.
Uitsluitend is in geschil of sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
4.3.
Op grond van artikel 58, achtste lid, van de WWB, zoals dat luidt vanaf 1 januari 2013, kan het college op grond van dringende redenen besluiten geheel of ten dele van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
19 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1457) kunnen dringende redenen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt van alle relevante omstandigheden. Degene die zich beroept op dringende redenen om geheel of ten dele van terugvordering af te zien, zal het bestaan van de gestelde dringende redenen in de hiervoor bedoelde zin aannemelijk moeten maken.
4.4.
B heeft in zijn verklaringen van 15 juli 2015 en 26 mei 2016 het volgende naar voren gebracht. Appellanten zijn tijdens de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië gevlucht. In die oorlog is appellant mishandeld en getraumatiseerd. Door de brieven van het dagelijks bestuur in 2014 is appellant meer in zichzelf gekeerd en heeft hij agressieve buien. Appellante heeft altijd geprobeerd het hoofd boven water te houden. Door deze grote belasting was er altijd sprake van veel psychosomatische en stemmingsproblematiek waarvoor zij in het verleden al meerdere keren is behandeld. Na februari 2014 namen de klachten van appellante in hevigheid toe en is uitgebreid onderzoek gedaan naar de oorzaak van haar lichamelijke klachten, maar hiervoor is geen somatische reden gevonden.
4.5.
Gelet op de door B geschetste achtergrond van de psychische klachten van appellant en het door B genoemde moment waarop de psychische klachten van appellante zijn toegenomen, hebben appellanten met de verklaringen van B niet aannemelijk gemaakt dat hun psychische klachten zijn ontstaan of verergerd als gevolg van de met het besluit van 25 november 2014 geëffectueerde terugvordering. De stelling van appellanten dat bij appellante sprake is van ernstig psychisch lijden als gevolg van een anonieme tip en de duur van het onderzoek van het dagelijks bestuur is, zoals de gemachtigde ter zitting heeft verklaard, gebaseerd op de beleving en de emotie van appellanten. Wat hier verder ook van zij, dit vormt in ieder geval geen dringende reden om van terugvordering af te zien in de hiervoor bedoelde zin.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) C.A.E. Bon

HD