ECLI:NL:CRVB:2016:4815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van vermogen en schulden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellante, die sinds 10 januari 2012 bijstand ontving. Het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden heeft vastgesteld dat appellante beschikte over een vermogen dat de vrij te laten grens overschreed. Dit werd ontdekt na een signaal van het inlichtingenbureau over onbekende bankrekeningen van appellante. Na onderzoek bleek dat appellante op meerdere bankrekeningen een totaalbedrag van € 30.000,- had, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand per 10 januari 2012 en de terugvordering van € 16.807,75 over de periode van bijstandsverlening.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, onder andere vanwege haar psychische klachten en financiële situatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugvordering heeft geleid tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. De Raad bevestigt dat de schulden van appellante niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de vermogensvaststelling, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze schulden opeisbaar waren tijdens de bijstandsverlening. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die de bestreden besluiten ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.