ECLI:NL:CRVB:2016:4811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand aan dakloze wegens niet ophalen van post en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van een dakloze appellant, die sinds 21 maart 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had een postadres bij het Koffiehonk van het Leger des Heils, maar heeft vanaf 7 november 2013 zijn post niet meer opgehaald. Hierdoor heeft het Koffiehonk het postadres van appellant op 31 december 2013 beëindigd. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft vervolgens de bijstand van appellant met ingang van 1 november 2013 beëindigd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de periodieke verklaringen niet in te leveren.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij door onwetendheid en communicatieproblemen zijn post niet heeft ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellant was om zijn post op te halen en dat hij, indien hij problemen ondervond, hulp had moeten zoeken. De Raad bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat het college niet kon vaststellen of appellant recht op bijstand had.
De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht op bijstand zou hebben gehad als hij aan zijn verplichtingen had voldaan. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.