ECLI:NL:CRVB:2016:4787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op basis van schending inlichtingenverplichting door appellant als voorzitter van een stichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, waarbij zijn bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) is ingetrokken en teruggevorderd. Appellant ontving sinds 22 september 2012 bijstand, maar de sociale recherche stelde vast dat hij als voorzitter van de Stichting [naam stichting] niet had gemeld dat hij deze functie bekleedde, wat een schending van de inlichtingenverplichting opleverde. Het college besloot op 2 juli 2013 de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond, hoewel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven. Appellant stelde dat het vermogen van de stichting niet tot zijn middelen gerekend kon worden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verstrengeling tussen appellant en de stichting. De Raad bevestigde dat het vermogen van de stichting als vermogen van appellant moest worden aangemerkt, en dat hij niet in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen van het college waren gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.