ECLI:NL:CRVB:2016:4695

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/523 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de matching naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben hoger beroep ingesteld tegen besluiten van de korpschef van politie met betrekking tot hun functieomzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De Raad heeft vastgesteld dat de uitgangspositie van appellanten voor de omzetting naar het LFNP was vastgesteld op de functie van Medewerker Handhaving B, salarisschaal 6. De korpschef had hen vervolgens toegewezen aan de LFNP-functie Medewerker Intake & Service, wat door appellanten werd betwist. Ze voerden aan dat de matching niet overeenkomstig de Regeling was geschied en dat de hardheidsclausule ten onrechte niet was toegepast.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de matching wel degelijk volgens de geldende regels is uitgevoerd. Het enkele feit dat een andere uitkomst mogelijk verdedigbaar is, is niet voldoende om te concluderen dat de matching onjuist was. De Raad heeft ook geoordeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat de inhoud van de LFNP-functie afwijkt van de korpsfunctie, wat inherent is aan de gekozen wijze van matching. De Raad heeft de hoger beroepen van appellanten ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16/523 AW, 16/547 AW
Datum uitspraak: 8 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van
16 december 2015, 14/4843 en 14/6368 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] en [Appellant] te [woonplaats] (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W. Dieks, advocaat, hoger beroep ingesteld. Namens appellant heeft mr. M. Scheggetman hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft verweerschriften ingediend.
Namens appellanten zijn nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2016, waar de zaken gevoegd zijn behandeld. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Dieks. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van deze hoger beroepen verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Bij besluiten van 24 oktober 2011 respectievelijk 28 oktober 2011 is de uitgangspositie van appellanten voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op de functie van Medewerker Handhaving B, salarisschaal 6. Bij aanvullende besluiten van 18 april 2012 is beslist dat de uitgangspositie van appellanten gelijk blijft, aangezien geen sprake is van specifieke werkzaamheden op de peildatum van
31 december 2011. Tegen deze besluiten hebben appellanten geen bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellanten besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Medewerker Intake & Service, met als vakgebied Intake & Service, gewaardeerd in salarisschaal 6. Bij besluiten van 4 juli 2014 respectievelijk 6 augustus 2014 (bestreden besluiten) zijn de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten betogen, samengevat weergegeven, dat de matching in hun geval niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied, omdat de Handleiding uitvoering matching 2013 (Handleiding) niet op de juiste wijze is gehanteerd en aldus niet is gekozen voor het meest vergelijkbare vakgebied. Volgens appellanten volgt uit hun korpsfunctiebeschrijving, met bijbehorende Takenmatrix Handhaving Vreemdelingenpolitie RRD (takenmatrix), dat de nadruk in hun werkzaamheden ligt op handhaving en toezicht op het terrein van vreemdelingenzaken. Dit strookt met de omschrijving van het vakgebied Gebiedsgebonden Politie (GGP), maar niet met de omschrijving van het gekozen vakgebied Intake & Service, waar de nadruk ligt op administratieve taken. Alsdan volgt uit de Handleiding dat hun korpsfunctie gematcht had moeten worden met het vakgebied GGP, aldus appellanten.
4.2.
Dit betoog slaagt niet. Zoals volgt uit de onder 1.1 genoemde uitspraken van de Raad van 1 juni 2015 is het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar is, niet voldoende voor de conclusie dat de matching in strijd met de Regeling is. Uit de Handleiding, Deel III, onderdeel C, paragraaf 31 (blz. 71-72) volgt dat functiebeschrijvingen waarbij het zwaartepunt ligt op toezicht en handhaving inzake vreemdelingen worden gematcht met het vakgebied GGP en dat, indien het gaat om politiële administratie, indeling volgt in het vakgebied Intake & Service. Uit de weliswaar niet zo uitgebreide, maar toereikende motivering van de werkgroep matching in het functievergelijkingsformulier, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, blijkt dat de Handleiding is gevolgd. De korpschef heeft in het verweerschrift en ter zitting van de Raad benadrukt dat de korpsfunctie van appellanten, gezien het doel en de werkzaamheden, zoals omschreven in de korpsfunctiebeschrijving en voornoemde takenmatrix, wel elementen bevat van het vakgebied GGP, maar dat het zwaartepunt niet ligt op toezicht en handhaving. Volgens de korpschef richt de korpsfunctie zich veeleer op ondersteuning van het primaire proces en zijn de handhavingstaken beperkt. Dit standpunt acht de Raad niet onjuist (vergelijk de uitspraken van de Raad van 20 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3994 en van 9 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2231). De Raad ziet evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat het onderzoek van de korpschef ter zake, zoals appellanten hebben aangevoerd, onzorgvuldig zou zijn geweest.
4.3.
Appellanten hebben verder aangevoerd dat de uitkomst van de matching onhoudbaar is, omdat een andere uitkomst dan de bepleite indeling in het vakgebied GGP niet verdedigbaar is. Sterke aanwijzingen hiervoor zien zij in de door hen overgelegde stukken over het plaatsingsproces in de personele reorganisatie, alsmede in de besluiten waarbij zij met ingang van 1 juli 2016 zijn belast met de gedeeltelijke waarneming van de functie Generalist GGP, werkterrein Vreemdelingen. De Raad volgt appellanten hierin niet en verwijst hiertoe naar wat onder 4.2 is overwogen. De door appellanten in het geding gebrachte stukken hebben betrekking op de positie van appellanten in de nieuwe organisatie en niet op de overgang van de korpsfunctie naar een functie uit het LFNP, en spelen daarom geen rol bij de beantwoording van de vraag of het resultaat van de matching onhoudbaar is.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent.
4.5.
Het betoog van appellanten dat de hardheidsclausule ten onrechte niet is toegepast, omdat zij na de reorganisatie in de aan hen toegekende LFNP-functie volkomen andere werkzaamheden dan hun oude werkzaamheden moeten verrichten, treft evenmin doel. Zoals is overwogen in de meergenoemde uitspraken van de Raad van 1 juni 2015, is toepassing van de hardheidsclausule niet aangewezen in geval de LFNP-functie inhoudelijk afwijkt van de korpsfunctie. Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is immers inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Tevens staat, zoals hiervoor overwogen, de positie van appellanten in de reorganisatie los van de thans bestreden besluitvorming, zodat deze bij de beoordeling of toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule geen rol kan spelen.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen. De aangevallen uitspraken komen voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van
J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) J. Smolders

HD