ECLI:NL:CRVB:2016:3994

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
16-732 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie van Medewerker Intake & Service in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Medewerker Intake & Service, gewaardeerd in salarisschaal 6. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015. De korpschef heeft in het bestreden besluit uiteengezet welk LFNP-vakgebied het meest vergelijkbaar is met de functie van appellante, waarbij de matchingssystematiek is toegepast. Appellante betwist de keuze voor het vakgebied Intake & Service en stelt dat haar werkzaamheden meer aansluiten bij het vakgebied Gebiedsgebonden Politie (GGP). De Raad oordeelt dat de korpschef de keuze voor het vakgebied Intake & Service voldoende heeft gemotiveerd en dat de matching niet onhoudbaar is. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de argumenten van appellante niet opwegen tegen de motivering van de korpschef. Het beroep op de positie van appellante in een op handen zijnde reorganisatie wordt eveneens verworpen, omdat dit geen invloed heeft op de beoordeling van de matching. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

16/732 AW
Datum uitspraak: 20 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
16 december 2015, 14/6441 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2016. Namens appellante is verschenen mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Medewerker Handhaving B, salarisschaal 6.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Medewerker Intake & Service, met als vakgebied Intake & Service, gewaardeerd in salarisschaal 6. Bij besluit van 6 augustus 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante betoogt, samengevat weergegeven, dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten, omdat niet is gekozen voor het meest vergelijkbare vakgebied. Volgens appellante volgt uit haar korpsfunctiebeschrijving dat de nadruk in haar werkzaamheden ligt op toezicht en handhaving. Dit strookt met de omschrijving van het vakgebied Gebiedsgebonden Politie (GGP), maar niet met de omschrijving van het gekozen vakgebied Intake & Service, aldus appellante. Appellante meent dat ook uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) volgt dat haar korpsfunctie gematcht had moeten worden met het vakgebied GGP.
4.2.
Dit betoog slaagt niet. Zoals volgt uit de onder 1.1 genoemde uitspraken van de Raad van 1 juni 2015 is de enkele stelling dat een andere uitkomst - in dit geval de door appellante bepleite indeling in het vakgebied GGP en toekenning van de LFNP-functie van Medewerker GGP - ook verdedigbaar zou zijn geweest, niet voldoende voor de conclusie dat de matching onhoudbaar is. Uit de Handleiding, Deel III, onderdeel C, paragraaf 31 (blz. 71-72) volgt dat functiebeschrijvingen waarbij het zwaartepunt ligt op toezicht en handhaving inzake vreemdelingen worden gematcht met het vakgebied GGP. De korpschef heeft in het verweerschrift benadrukt dat de korpsfunctie van appellante gezien het doel en de werkzaamheden, zoals omschreven in de (korps)functiebeschrijving en de bijbehorende Takenmatrix Handhaving Vreemdelingenpolitie RRD, met name ondersteunend is aan het primaire proces. Dit standpunt acht de Raad niet onjuist (vergelijk de uitspraak van de Raad van 9 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2231). Er is geen grond voor het oordeel dat, zoals appellante heeft betoogd, de keuze voor het vakgebied Intake & Service niet overeenkomstig de Regeling is geschied dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
4.3.
Het beroep van appellante op haar positie in de op handen zijnde reorganisatie leidt niet tot een ander oordeel. Deze positie heeft geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP en dient daarom geen rol te spelen bij de beoordeling of appellante aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten (vergelijk de uitspraak van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161).
4.4.
Anders dan appellante en met de korpschef acht de Raad de in het bestreden besluit gegeven motivering op het punt van de matching niet ontoereikend. De korpschef is in het bestreden besluit ingegaan op de uitgangspositie van appellante en heeft, onder verwijzing naar de matchingssystematiek, uiteengezet welk LFNP-vakgebied het meest vergelijkbaar is aan de hand van de Regeling en de transponeringstabel. In het bestreden besluit is uitdrukkelijk overwogen dat is gekozen voor het vakgebied Intake & Service, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie van appellante hiermee het meest vergelijkbaar zijn. Daarmee is wel degelijk, zij het summier, gemotiveerd waarom het resultaat van de matching overeenkomstig de Regeling is geschied en niet anderszins onhoudbaar is te achten. Weliswaar was het beter geweest als de motivering op dit punt wat meer op de persoon van appellante toegesneden was geweest, maar van een motiveringsgebrek op dit punt kan niet worden gesproken, juist nu de korpschef voor besluitvorming als hier aan de orde in beginsel mag verwijzen naar de transponeringstabel (vergelijk de uitspraak van de Raad van 21 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1448).
4.5.1.
Appellante heeft ten slotte betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en
onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, en dit als dragende overweging voor de ongegrondverklaring van het bezwaar te hanteren. Nu zij hiertegen terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering te verkrijgen, maakt zij aanspraak op vergoeding van proceskosten, aldus appellante.
4.5.2.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en
3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2016.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) A. Mansourova

HD