ECLI:NL:CRVB:2016:4675

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
16-2836 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake procesbelang bij intrekking Ziektewet-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant had eerder een Ziektewet-uitkering ontvangen, die per 1 maart 2015 was ingetrokken. Echter, na bezwaar werd deze intrekking ongedaan gemaakt, waardoor appellant recht op de uitkering behield. Appellant stelde dat zijn alcoholverslaving niet correct was beoordeeld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende procesbelang was, omdat de intrekking van de uitkering was teruggedraaid en appellant inmiddels 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. Dit betekende dat er geen nieuwe ZW-beoordeling zou plaatsvinden. Appellant stelde hoger beroep in, omdat hij meende dat eerdere beoordelingen van zijn aandoening invloed konden hebben op toekomstige aanvragen voor een ZW- of WIA-uitkering. Het Uwv bevestigde het standpunt van de rechtbank en stelde dat er geen procesbelang was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen procesbelang was, omdat het maximale resultaat voor appellant al was bereikt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

16/2836 ZW
Datum uitspraak: 7 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
21 maart 2016, 15/6881 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is per 17 april 2013 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 30 januari 2015 is de ZW-uitkering per 1 maart 2015 ingetrokken. Bij besluit van 16 december 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 januari 2015 gegrond verklaard en het besluit van 30 januari 2015 ingetrokken, zodat appellant ook per 1 maart 2015 recht op ZW-uitkering heeft behouden.
1.2.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Appellant is van mening dat zijn alcoholverslaving ten onrechte niet tot het opnemen van beperkingen heeft geleid in de door het Uwv bij de beoordeling van de ZW-aanspraken opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat er onvoldoende procesbelang bestaat. Met het bestreden besluit is de intrekking van de ZW-uitkering ongedaan gemaakt. Appellant is inmiddels 104 weken arbeidsongeschikt geweest, zodat er geen nieuwe ZW-beoordeling plaats zal vinden. Bij de beoordeling van de vraag of hij aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) kan appellant zijn alcoholverslaving en daaruit voortvloeiende beperkingen weer aan de orde stellen.
3.1.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hij is van mening dat hij wel procesbelang heeft. Bij de beoordeling van een nieuwe ZW-aanvraag of
WIA-aanvraag kan er teruggegrepen worden naar eerdere rapporten en beoordelingen. Er kan appellant tegengeworpen worden dat er al eerder over een aandoening is geoordeeld.
3.2.
Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellant geen procesbelang heeft en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2805, vloeit voort dat pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat met het bestreden besluit vast staat dat de beëindiging van de ZW-uitkering ongedaan is gemaakt en dat daarmee het voor appellant maximale resultaat is bereikt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij een latere procedure appellant gronden over zijn alcoholverslaving en de vastgestelde beperkingen ten volle aan de orde kan stellen. Een eventuele latere beoordeling zal gegrond dienen te zijn op de medische situatie van appellant op de dan voorliggende beoordelingsdatum. Procesbelang voor de nu aan de orde zijnde zaak levert dat niet op.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) N. Veenstra

NK