ECLI:NL:CRVB:2016:4675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake procesbelang bij intrekking Ziektewet-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant had eerder een Ziektewet-uitkering ontvangen, die per 1 maart 2015 was ingetrokken. Echter, na bezwaar werd deze intrekking ongedaan gemaakt, waardoor appellant recht op de uitkering behield. Appellant stelde dat zijn alcoholverslaving niet correct was beoordeeld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende procesbelang was, omdat de intrekking van de uitkering was teruggedraaid en appellant inmiddels 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. Dit betekende dat er geen nieuwe ZW-beoordeling zou plaatsvinden. Appellant stelde hoger beroep in, omdat hij meende dat eerdere beoordelingen van zijn aandoening invloed konden hebben op toekomstige aanvragen voor een ZW- of WIA-uitkering. Het Uwv bevestigde het standpunt van de rechtbank en stelde dat er geen procesbelang was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen procesbelang was, omdat het maximale resultaat voor appellant al was bereikt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.