ECLI:NL:CRVB:2016:4646
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en toekenning van een periodieke uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2016 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1939 in het voormalig Nederlands-Indië, had in april 1999 een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd in 1999 afgewezen omdat er geen blijvende lichamelijke of psychische invaliditeit was vastgesteld als gevolg van het oorlogsgeweld. In december 2014 verzocht de appellant opnieuw om een tegemoetkoming in de kosten van huishoudelijke hulp, maar ook deze aanvraag werd afgewezen op dezelfde gronden.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat alleen personen die blijvende invaliditeit hebben als gevolg van oorlogsgeweld aanspraak kunnen maken op voorzieningen op basis van de Wubo. De Raad heeft het standpunt van de Pensioen- en Uitkeringsraad onderschreven, dat de psychische klachten van de appellant niet leiden tot blijvende invaliditeit. De medische adviezen van de geneeskundig adviseurs A.J. Maas en R.J. Roeloefs zijn als deugdelijk en goed onderbouwd beschouwd. De Raad concludeert dat er geen medische gegevens zijn die aantonen dat de beperkingen van de appellant zijn onderschat of dat zijn lichamelijke klachten aan het oorlogsgeweld zijn toe te schrijven.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen door de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.