1.6.1.Bij besluit van 14 augustus 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 februari 2015 (bestreden besluit), is appellant met toepassing van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het Algemeen militair ambtenarenreglement per 1 september 2014 ontslag verleend wegens wangedrag. Appellant wordt verweten dat hij zich - tijdens de dienst op het object dat hij werd geacht te beveiligen - meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van snoep uit de automaat zonder hiervoor te betalen.
1.6.2.De minister heeft in het kader van zijn besluitvorming de betrokken marechausseebeveiligers ingedeeld in de volgende categorieën en daaraan de volgende gevolgen verbonden:
marechausseebeveiligers die er getuige van waren dat er snoep uit de automaat werd weggenomen, zonder dat hiervoor betaald werd, en niet hebben ingegrepen noch dit naderhand hebben gemeld. Besloten is dat ten aanzien van deze categorie medewerkers een ambtsbericht wordt opgesteld;
marechausseebeveiligers die, na inworp van geld, met z’n tweeën met beide armen om de automaat, de automaat van de muur hebben getrokken en er excessief aan hebben staan schudden, waarbij de automaat in een hoek van 45 graden is gekanteld en gedurende een halve minuut hard van voor naar achter is geschud. Dit naar eigen zeggen omdat het snoep er niet uitkwam. Besloten is dat ten aanzien van deze categorie medewerkers een ambtsbericht wordt opgesteld en dat zij een gesprek met hun groep moeten aangaan over het gebeurde en hun rol hierin;
marechausseebeveiligers die er getuige van waren dat er snoep uit de automaat werd weggenomen, zonder dat hiervoor betaald werd, en niet hebben ingegrepen noch dit naderhand hebben gemeld en bovendien het snoep naderhand hebben opgegeten. Besloten is dat ten aanzien van deze categorie medewerkers een ambtsbericht wordt opgemaakt, dat zij - evenals de voorgaande categorie medewerkers - een groepsgesprek moeten aangaan en dat zij bovendien een boete op basis van de Wet Militair Tuchtrecht opgelegd krijgen;
marechausseebeveiligers die hebben geprobeerd snoep uit de automaat weg te nemen, zonder hiervoor te betalen. Hierbij is het bij een poging gebleven. Besloten is dat ten aanzien van deze categorie medewerkers een ambtsbericht wordt opgemaakt, dat zij evenals de voorgaande categorie medewerkers een groepsgesprek moeten aangaan en dat zij gedurende een jaar onderdeel uitmaken van de integriteitspresentaties die worden gegeven aan iedere nieuwe lichting van marechausseebeveiligers van
[A.] Beveiliging;
marechausseebeveiligers die één of meerdere keren snoep uit de automaat hebben weggenomen zonder hiervoor te betalen. Besloten is dat aan deze medewerkers ontslag wordt verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens is vastgesteld dat appellant de hem verweten gedragingen heeft begaan en dat de minister de gedragingen van appellant terecht heeft gekwalificeerd als wangedrag. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit wangedrag appellant niet kan worden toegerekend. De beslissing van de minister om in deze specifieke kwestie een categorie-indeling te maken en daaraan specifieke gevolgen te verbinden moet als beleid worden aangemerkt. Met het maken van onderscheid tussen medewerkers bij wie het bij een poging is gebleven - ongeacht de reden daarvoor - en degenen bij wie de handelingen hebben geleid tot het daadwerkelijk wegnemen van snoepgoed zonder betaling, gaat de minister een redelijke beleidsbepaling in deze specifieke situatie niet te buiten en de minister heeft daarmee geen ongeoorloofd onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën medewerkers. Dat een andere indeling ook verdedigbaar is, maakt dit niet anders. Hieruit volgt dat de minister appellant heeft mogen indelen in categorie e. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat de maatregel van ontslag niet onevenredig is aan het appellant verweten wangedrag.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.