ECLI:NL:CRVB:2016:4585

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
15/3696 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering politieambtenaar wegens onvoldoende relevante werkervaring

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om bevordering van een politieambtenaar, appellant, door de korpschef van politie. Appellant, die sinds 30 januari 2006 als politieambtenaar is aangesteld en sinds januari 2012 werkzaam is als medewerker basispolitiezorg A, verzocht op 18 december 2012 om bevordering op basis van het loopbaanbeleid. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de eis van drie jaar relevante werkervaring in de functie van BPZ A en er geen recente beoordeling boven de norm was. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de eis van drie jaar werkervaring als uitgangspunt mocht worden gehanteerd. De korpschef heeft in een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep gesteld dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld over de beoordeling boven de norm. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de korpschef in redelijkheid de eis van drie jaar werkervaring heeft kunnen hanteren en dat appellant ten tijde van zijn aanvraag niet over voldoende relevante werkervaring beschikte. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om bevordering standhoudt. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/3696 AW, 15/4625 AW
Datum uitspraak: 24 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 april 2015, 14/2214 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De korpschef heeft tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016. Namens appellant is
mr. Kromhout verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.M.A.C. Theunissen

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 30 januari 2006 aangesteld als politieambtenaar. Sinds januari 2012 is appellant bij de voormalige politieregio [regio] werkzaam in de functie van medewerker basispolitiezorg A (BPZ A). Deze functie is ook wel genoemd generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP).
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie, tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire).
1.3.
Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is onder meer als vereiste gesteld dat sprake is van ‘relevante werkervaring als generalist GGP’ en van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’.
1.4.
De leiding van de voormalige politieregio [regio] heeft het criterium van relevante werkervaring zo uitgelegd dat sprake moet zijn van minimaal drie jaar werkervaring in de functie BPZ A. Van deze eis kan worden afgeweken in het geval van excellent presteren. Het criterium beoordeling boven de norm heeft de leiding zo uitgelegd dat alleen diegenen met het beoordelingsresultaat “uitstekend” dan wel “tegen uitstekend aan” voor bevordering in aanmerking komen.
1.5.
Appellant heeft op 18 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid.
1.6.
Bij besluit van 28 februari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 januari 2014 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek van appellant om bevordering afgewezen, omdat, kort gezegd, geen sprake is van een recente beoordeling boven de norm en omdat appellant niet voldoet aan de voorwaarde van drie jaar werkervaring in de functie medewerker BPZ A.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het bevoegd gezag van de voormalige politieregio [regio] in redelijkheid niet tot zijn nadere invulling van het criterium van een beoordeling boven de norm heeft kunnen komen. De aanvraag is ten onrechte op die grond afgewezen. De rechtbank is verder van oordeel dat het bevoegd gezag in redelijkheid tot de nadere invulling van het criterium van relevante werkervaring heeft kunnen komen. Nu vaststaat dat appellant ten tijde van de aanvraag niet over drie jaren werkervaring als generalist GGP beschikte, heeft de korpschef terecht vastgesteld dat appellant niet aan de eis van relevante werkervaring voldoet.
3.1.
Appellant stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de eis van drie jaar werkervaring als uitgangspunt mocht worden gehanteerd. Appellant acht het onbegrijpelijk dat de korpschef hem wel in staat acht om een hogere functie uit te oefenen, maar dat de relevante werkervaring niet toereikend is.
3.2.
De korpschef stelt zich in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bevoegd gezag in redelijkheid niet tot zijn nadere invulling van het criterium van een beoordeling boven de norm heeft kunnen komen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is met de korpschef van oordeel dat appellant ten tijde van zijn aanvraag nog niet over voldoende relevante werkervaring beschikte. Appellant was op dat moment nog geen jaar werkzaam in de functie van generalist GGP. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 7 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2541, waarin is geoordeeld dat de eis van drie jaar werkervaring binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling blijft. Dat hij volgens zijn leidinggevende over de verwachte geschiktheid voor de functie senior GGP beschikt, doet niet af aan zijn beperkte werkervaring als generalist GGP. De verwachte geschiktheid is naast de relevante werkervaring een zelfstandig vereiste voor bevordering.
4.2.
De afwijzing van het verzoek om bevordering houdt stand. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
4.3.
Omdat het hoger beroep niet slaagt, wordt niet toegekomen aan het voorwaardelijk ingestelde incidenteel hoger beroep van de korpschef.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD