ECLI:NL:CRVB:2016:4583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening op basis van vermogen en lening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de intrekking van de bijstandsverlening aan appellanten is bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 22 juni 1996 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Waalre heeft in 2013 een controle uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat appellanten over een vermogen beschikten dat de vrij te laten grens overschreed. Dit leidde tot de intrekking van hun bijstandsverlening per 5 augustus 2013. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat een bedrag van € 5.000,- dat zij contant van een familielid hebben ontvangen, ten onrechte niet als lening is aangemerkt door het college. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat dit bedrag een lening betreft. De overeenkomst van geldlening die zij hebben overgelegd, is achteraf opgesteld en niet concreet genoeg om als afdwingbare verplichting te worden beschouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht geen rekening heeft gehouden met de door appellanten gestelde schuld. De uitspraak is gedaan op 22 november 2016.