ECLI:NL:CRVB:2016:4579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering en terugvordering van ZW-uitkering na beëindigingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als medewerker bediening werkte, had zich ziekgemeld en ontving een voorschot op zijn Ziektewet (ZW) uitkering. Echter, na een incident op 16 september 2014 en de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst per 30 september 2014, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitbetaling van de ZW-uitkering stopgezet en een bedrag van € 415,62 teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij onder druk van omstandigheden had ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst zonder vergoeding en zonder aanspraak op loon. Hij stelde dat er goede redenen waren voor zijn instemming, waaronder zijn medische situatie en de emotionele druk tijdens de zitting bij de kantonrechter. De Raad oordeelde echter dat de appellant met het sluiten van de beëindigingsovereenkomst zijn aanspraak op loon had prijsgegeven, wat kwalificeert als een benadelingshandeling. De omstandigheden die de appellant aanvoerde, werden niet als voldoende geacht om zijn beslissing te rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de Raad concludeerde dat de appellant niet in zijn recht stond om de ZW-uitkering te ontvangen na het prijsgeven van zijn aanspraken.