Uitspraak
15.4229 WWB, 15/6100 WWB
OVERWEGINGEN
€ 10.970,- wegens schending van de inlichtingenverplichting.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, waarbij de rechtbank de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft bevestigd. Appellant ontvangt sinds 17 mei 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding over meerdere stortingen op zijn bankrekening, heeft het college onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit leidde tot de herziening van de bijstand over de periode van 17 mei 2010 tot en met 22 augustus 2013 en een terugvordering van € 51.724,96. Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft de besluiten gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen van appellant ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat de kasstortingen op de bankrekening van appellant als inkomsten moeten worden aangemerkt, omdat appellant niet in staat is geweest om de herkomst van deze stortingen aannemelijk te maken. De Raad bevestigt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door de kasstortingen niet te melden, wat heeft geleid tot een te hoge bijstandsverlening. De Raad concludeert dat de besluiten van het college rechtmatig zijn en dat de hoger beroepen van appellant niet slagen. De aangevallen uitspraken worden bevestigd.