Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
17 december 2014;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellante ontving sinds 8 oktober 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een melding van appellante over haar woonsituatie, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante onjuiste informatie had verstrekt over haar verblijfplaats, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand per 1 juli 2014 en een terugvordering van gemaakte kosten. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking van de bijstand over de periode van 6 september 2014 tot en met 29 september 2014 niet op voldoende feitelijke grondslag berustte, omdat het college geen onderzoek had verricht naar de woonsituatie van appellante na 5 september 2014. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor deze periode en verklaarde het beroep gegrond. De Raad bevestigde echter de beslissing van de rechtbank voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 5 september 2014, omdat de onderzoeksresultaten voldoende waren om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad oordeelde ook dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De kosten van de rechtsbijstand werden vergoed aan appellante.