ECLI:NL:CRVB:2016:4525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) wegens niet ingeleverde bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag van appellant om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling is gesteld. Appellant had op 25 september 2014 bijstand aangevraagd, maar voldeed niet aan de verzoeken van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften met NAW-gegevens. Het college had appellant verzocht om deze gegevens voor 17 oktober 2014 in te leveren, maar appellant heeft niet tijdig gereageerd. Het college heeft vervolgens op 10 november 2014 de aanvraag buiten behandeling gesteld, wat later door de rechtbank is bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij de gevraagde gegevens niet op tijd kon aanleveren vanwege computerproblemen en dat het college had moeten volstaan met de overgelegde transactieoverzichten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het college terecht om de bankafschriften heeft verzocht, omdat deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de financiële situatie van appellant. De Raad stelt vast dat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens heeft overgelegd en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gegevens binnen de gestelde termijn te verstrekken.
De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgronden van appellant worden verworpen, en de Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.