Uitspraak
OVERWEGINGEN
drs. J.A.F. van der Veen, de behandelaar van appellant en destijds eveneens psycholoog bij de medische dienst van Defensie, heeft de rechtbank onvoldoende aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van Vandenboorn. De rechtbank heeft verder overwogen dat appellant geen verbeterkans behoefde te worden geboden. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de functie van appellant een vertrouwensfunctie is. Appellant moet daarin autonoom opereren en kan niet onder dagelijks toezicht worden gesteld. Hij moet daarom zelf in staat zijn om de professionele grenzen te bewaken en te handhaven. Wanneer die grenzen niet in acht worden genomen, kan dit ernstige gevolgen hebben. Nu het gedrag van appellant geen medische oorzaak had, kan niet worden gesteld dat de kans op herhaling nihil is.