ECLI:NL:CRVB:2016:4474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die sinds 29 september 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een verzoek ingediend om herziening van de intrekking en terugvordering van haar bijstand. De intrekking was gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting en het voeren van een gezamenlijke huishouding met een partner. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 46.131,17 teruggevorderd.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening van het besluit. In hoger beroep voerde appellante aan dat een uitspraak van de rechtbank in de zaak van haar partner een nieuw feit vormde, maar de Raad oordeelde dat deze uitspraak geen juridische grond bood voor herziening van het eerdere besluit. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht het verzoek om herziening had afgewezen. De Raad benadrukte dat latere rechtspraak of een vermeende onjuiste rechtsopvatting geen grond vormen voor herziening van in rechte onaantastbare besluiten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.