ECLI:NL:CRVB:2016:4392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
15/1295 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep inzake herziening van Ziektewetuitkering en toeslag na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 8 januari 2015 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bekrachtigd. Appellant had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd herzien na de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de inkomsten uit de hennepkwekerij. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, maar deze niet onderbouwd met nieuwe bewijsmiddelen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet had aangetoond dat het Uwv in strijd had gehandeld met de wet door bepaalde stukken niet te overleggen. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant voldoende had besproken en dat er geen aanleiding was om van het oordeel van de rechtbank af te wijken. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan op 9 november 2016.

Uitspraak

15/1295 ZW
Datum uitspraak: 9 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
8 januari 2015, 14/2689 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Cornelisse hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, ter zitting niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
De Raad heeft het onderzoek heropend. Het Uwv heeft op 24 mei 2016 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 oktober 2016. Appellant, hoewel opgeroepen te verschijnen, en zijn gemachtigde, met voorafgaand bericht, zijn ter zitting niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 30 augustus 2010 is aan appellant met ingang van 28 juli 2010 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 24 september 2010 is appellant met ingang van 28 juli 2010 een toeslag op de ZW-uitkering toegekend op grond van de Toeslagenwet (Tw). Bij besluit van 16 maart 2012 zijn, na ommekomst van de wachttijd van 104 weken, de ZW-uitkering en de toeslag met ingang van 10 april 2012 beëindigd.
1.2.
Door de Regiopolitie IJsselland is op 28 april 2011 een onderzoek ingesteld op het [adres], [te], waarop appellant stond ingeschreven, in verband met vermoedelijke overtreding van artikel 3, onder a, juncto artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet. Bij het onderzoek is een hennepkwekerij aangetroffen. Naar aanleiding hiervan is op 29 juli 2011 een proces-verbaal verhoor verdachte opgemaakt. Voor de van belang zijnde passages uit dit proces-verbaal wordt verwezen naar rechtsoverweging 1.3 van de aangevallen uitspraak.
1.3.
Uit een door de politie opgesteld proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 augustus 2011 volgt dat er meerdere aanwijzingen zijn dat minimaal éénmaal is geoogst. Na aftrek van kosten is het wederrechtelijke verkregen voordeel berekend op
€ 13.315,30. Appellant is naar aanleiding van de aangetroffen hennepkwekerij niet strafrechtelijk vervolgd.
1.4.
De naar aanleiding van het voornoemde politieonderzoek opgestelde processen-verbaal zijn aan de afdeling Handhaving van het Uwv ter beschikking gesteld. Op basis van de onderzoeksbevindingen van de politie heeft het Uwv in het rapport Werknemersfraude van
31 oktober 2012 geconcludeerd dat appellant in de periode van 17 februari 2011 tot en met
28 april 2011 inkomsten heeft genoten van en/of werkzaamheden heeft verricht in een hennepplantage in zijn woning, waarvan hij geen melding heeft gemaakt bij het Uwv.
1.5.
Bij besluit van 4 december 2012 heeft het Uwv de toekenningsbesluiten van 30 augustus 2010 en 24 september 2010 over de periode van 17 februari 2011 tot en met 28 april 2011 herzien, omdat appellant inkomsten heeft genoten uit een hennepkwekerij en dit niet aan het Uwv heeft gemeld. Het over die periode onverschuldigd betaalde ziekengeld ter hoogte van bruto € 777,24 en de over die periode onverschuldigd betaalde toeslag ter hoogte van bruto
€ 333,03 zijn daarbij van appellant teruggevorderd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 6 maart 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft allereerst overwogen dat niet is gebleken dat het Uwv heeft verzuimd de geschriften die (rechtstreeks) betrekking hebben op de thans in geding zijnde besluitvorming aan de rechtbank toe te zenden. Het Uwv heeft aannemelijk gemaakt dat de door appellant verlangde processen-verbaal van de politie, voor zover deze (rechtstreeks) betrekking hebben op de thans in geding zijnde besluitvorming, zijn opgenomen in het rapport Werknemersfraude. Van strijd met artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de rechtbank daarom niet gebleken.
2.2.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat met het rapport Werknemersfraude is komen vast te staan dat appellant in de periode van 17 februari 2011 tot en met 28 april 2011 huurder was van de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de vooronderstelling dat appellant exploitant is geweest van de desbetreffende hennepkwekerij en dat de opbrengst hem ten goede is gekomen. Appellant heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat dit anders is. De enkele stelling dat hij van niets wist, is onvoldoende om het standpunt van het Uwv te weerleggen. De omstandigheid dat appellant niet strafrechtelijk is vervolgd, maakt dit niet anders, aangezien in een strafrechtelijke procedure aan de rechter niet alleen een andere vraag ter beantwoording wordt voorgelegd, maar er bovendien een aanmerkelijk verschil bestaat tussen de vereisten waaraan het bewijs in strafzaken moet voldoen, en de vereisten voor het bewijs in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure. De rechtbank heeft geconcludeerd dat appellant, door geen melding te maken van de exploitatie van een hennepkwekerij in zijn woning en de daaruit verkregen inkomsten in de voornoemde periode, de op hem rustende inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen. Dit heeft geleid tot het ten onrechte verstrekken van een ZW-uitkering en een toeslag. Het Uwv was dan ook gehouden de uitkering en de toeslag te herzien. Met hetgeen appellant ter zitting heeft aangevoerd – een huurachterstand met als gevolg een dreigende uithuiszetting – is niet gebleken van dringende redenen om van herziening van de uitkering en de toeslag af te zien.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep, net als in bezwaar en beroep, op het standpunt gesteld dat hij in de periode van 17 februari 2011 tot en met 28 april 2011 geen hennepkwekerij heeft gehad, laat staan inkomsten daaruit. Om die reden heeft hij zijn inlichtingenplicht niet geschonden. Appellant heeft zijn stelling gehandhaafd dat het Uwv in strijd met artikel 8:42 van de Awb niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, waaronder de processen-verbaal van de politie. Appellant voelt zich hierdoor benadeeld in zijn rechtspositie.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hoger beroepsgronden van appellant zijn een herhaling van de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak volledig en voldoende gemotiveerd besproken. Wat appellant heeft aangevoerd is onvoldoende voor een ander oordeel, nu hij zijn standpunt in hoger beroep niet nader heeft onderbouwd met bewijsmiddelen, en tot tweemaal toe ter zitting niet is verschenen. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden dan ook onderschreven.
4.2.
Er bestaat geen aanleiding appellant te volgen in zijn standpunt dat hij is benadeeld in zijn rechtspositie omdat het Uwv ten onrechte heeft geweigerd alle op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder de processen-verbaal uit het onderzoek van de politie, aan hem over te leggen. Hiertoe wordt overwogen dat uit de brief van het Uwv van 24 mei 2016, die door appellant niet is betwist, volgt dat het Uwv de processen-verbaal van 29 juli 2011 (gedingstukken 3.1 t/m 3.4), van 9 oktober 2012 (gedingstukken 9.1 tot en met 9.6),
25 september 2012 (gedingstukken 10.1 tot en met 10.2), van 15 augustus 2011 (gedingstukken 13.1 tot en met 13.7) alsmede het rapport Werknemersfraude bij brief van
29 april 2014, zonder beroep te hebben gedaan op artikel 8:29 van de Awb, heeft verzonden aan de rechtbank Gelderland. De rechtbank Gelderland zal deze stukken vervolgens hebben doorgezonden aan de gemachtigde van appellant, die daardoor over alle stukken, ook de stukken die het Uwv heeft verkregen van het Openbaar Ministerie, moet hebben beschikt. De rechtbank wordt daarom gevolgd in het oordeel als verwoord in overweging 4 van de aangevallen uitspraak.
5. Uit 4.1 tot en met 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun als voorzitter en E.W. Akkerman en
W.E. Doolaard als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2016.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) N. van Rooijen

UM