ECLI:NL:CRVB:2016:4375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verhoging werktijdfactor en tijdelijke uitbreiding van uren bij de Universiteit Maastricht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van bestuur van de Universiteit Maastricht ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1 november 2001 voor onbepaalde tijd is aangesteld bij de Universiteit Maastricht met een werktijdfactor van 0,8 fte, heeft in de loop der jaren verschillende verzoeken ingediend om zijn werktijdfactor te verhogen naar 1 fte. Deze verhogingen waren telkens tijdelijk en gerelateerd aan specifieke projecten binnen de faculteiten van de universiteit. Appellant stelt dat de urenuitbreiding van 0,2 fte moet worden gezien als een zelfstandig dienstverband dat na een stilzwijgende verlenging is omgezet in een vast dienstverband. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat er geen sprake is van afzonderlijke dienstverbanden, maar dat de verhogingen van de werktijdfactor enkel tijdelijke uitbreidingen van de door appellant te werken uren zijn. De Raad verwijst naar de CAO Nederlandse Universiteiten, die bepaalt dat de totale duur van een dienstverband voor bepaalde tijd maximaal zes jaar mag zijn. In dit geval is deze termijn niet overschreden en zijn er geen meer dan drie opvolgende besluiten genomen die de voorwaarden voor conversie naar een onbepaalde tijd dienstverband zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond.