ECLI:NL:CRVB:2016:4371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf en plichtsverzuim van ambtenaar in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de minister van Veiligheid en Justitie. Appellant, werkzaam als penitentiair inrichtingswerker, kreeg een disciplinaire straf opgelegd wegens plichtsverzuim. De minister had appellant eerder berispt en voorwaardelijk ontslagen, maar de Raad oordeelde dat er geen sprake was van plichtsverzuim. Appellant had zijn verblijf in Turkije met enkele dagen verlengd om persoonlijke zaken af te handelen, wat leidde tot zijn afwezigheid op 11 en 14 november 2013. De Raad oordeelde dat de omstandigheden, waaronder een brand in de Schipholtunnel, overmacht waren en dat appellant niet tijdig op zijn werk kon verschijnen. De Raad concludeerde dat de verweten gedragingen niet als plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd, waardoor de minister niet bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen. Het hoger beroep van appellant werd gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de minister werd veroordeeld tot schadevergoeding aan appellant.