ECLI:NL:CRVB:2016:4369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere bijstand in de vorm van collectieve zorgverzekering en de toepassing van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de toekenning van bijzondere bijstand aan appellante in de vorm van deelname aan de collectieve zorgverzekering van de gemeente Eindhoven. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, aangevuld met een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 26 november 2014 besloten om de bijzondere bijstand van appellante te beëindigen, omdat zij niet langer tot de doelgroep van de collectieve zorgverzekering zou behoren. Dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit bevestigd, waarbij werd gesteld dat appellante over een vermogen beschikte dat de vermogensgrens overschreed.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij financieel nadeel heeft ondervonden door de beëindiging van haar deelname aan de zorgverzekering. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 15 november 2016 geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad concludeert dat het beleid van het college niet als buitenwettelijk begunstigend kan worden gekwalificeerd en dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand, omdat haar banksaldo de voor haar geldende bijstandsnorm overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met verbetering van gronden.