ECLI:NL:CRVB:2016:4366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijzondere bijstand en IOAW-uitkering na intrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.H.A. Bos, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roermond, dat de terugvordering van bijzondere bijstand en IOAW-uitkering heeft gehandhaafd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en zijn ex-echtgenote hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugvordering van de geldleningen die in 2010 en 2012 zijn verstrekt. De Raad oordeelt dat het college terecht de openstaande vorderingen van de appellant heeft teruggevorderd, ook al was het besluit tot intrekking van de IOAW-uitkering nog onderwerp van hoger beroep. De Raad benadrukt dat aan het instellen van hoger beroep geen schorsende werking is verbonden, waardoor de terugvordering niet hoeft te wachten op de uitkomst van het hoger beroep. De appellant heeft geen dringende redenen aangevoerd die zouden nopen tot afzien van de terugvordering, en zijn financiële situatie is niet voldoende onderbouwd om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.