1.3.Bij besluit van 16 januari 2012 heeft het Uwv de over de periode van 21 november 2007 tot en met 31 januari 2012 aan appellante onverschuldigd betaalde uitkering ter hoogte van
€ 88.788,12 bruto van appellante teruggevorderd.
2. In bezwaar tegen de besluiten van 23 december 2011 en 16 januari 2012 heeft appellante aangevoerd dat sprake is geweest van een onzorgvuldig onderzoek en een onvoldoende draagkrachtige motivering van de besluiten. Verder wordt niet begrijpelijk geacht dat Kondakçi enerzijds zegt dat appellante moeilijk te onderzoeken is, terwijl hij desondanks tot vergaande conclusies komt. Nadat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling van de verzekeringsarts heeft bevestigd, heeft de arbeidsdeskundige een tweetal functies laten vervallen en vastgesteld dat dit geen gevolgen heeft voor de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. Bij besluit van 21 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren tegen de besluiten van 23 december 2011 en 16 januari 2012 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Dat medisch oordeel is gebaseerd op rapporten van psychiater Kondakçi en neuropsycholoog Ligthart. Appellante is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de conclusie van Kondakçi tegenstrijdig en onjuist is. De mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 20 november 2007 is volgens de rechtbank terecht vastgesteld op minder dan 35%. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante de inlichtingenverplichting als neergelegd in artikel 27 van de Wet WIA niet, dan wel niet volledig is nagekomen. De intrekking van de WIA-uitkering met terugwerkende kracht tot 20 november 2007 is om die reden niet in strijd geacht met het rechtszekerheidsbeginsel.
4. Appellante heeft in hoger beroep de door haar eerder in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden gehandhaafd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.1.Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA moet een verzekerde, die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend of recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie verstrekken, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de betaling daarvan.
5.1.2.In artikel 76, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA is bepaald dat het Uwv een beschikking op grond van deze wet herziet of intrekt indien:
a. als gevolg van het niet of niet volledig nakomen van de artikelen 27 tot en met 32 en de daarop berustende bepalingen het recht op een uitkering niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of de hoogte van de uitkering ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld;
(…)
c. anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Op grond van het derde lid kan het Uwv geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien indien daarvoor dringende redenen zijn.