Uitspraak
OVERWEGINGEN
Artikel 10. Vergoedingsregeling na het definitief verlaten van de wachtdienst
Centrale Raad van Beroep
Op 10 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een geschil over de vergoeding die ambtenaren van de gemeente Groningen ontvangen na het definitief verlaten van de wachtdienst. Appellanten, die werkzaam waren bij de gemeente Groningen, hebben wachtdiensten verricht en ontvingen hiervoor een vergoeding. Na het bereiken van de leeftijd van 55 jaar zijn zij gestopt met het verrichten van deze diensten. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft de vergoedingen per 1 juli 2014 verlaagd, omdat zij van mening waren dat de oorspronkelijke berekeningsgrondslag onjuist was. De appellanten waren het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de bijlage bij de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen (ARG) niet verplicht tot het doorbetalen van enige overwerkvergoeding na het definitief verlaten van de wachtdienst. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de vergoedingen dienovereenkomstig te wijzigen. De afbouwregeling die het college heeft getroffen, waarbij de vergoedingen geleidelijk worden verlaagd, is door de Raad als redelijk beoordeeld. De hoger beroepen van de appellanten zijn dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in de arbeidsvoorwaarden en de interpretatie van de bijbehorende regelgeving. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.